4.2) ICT organiseren in de (digitale) leeromgeving

4.2.1. De docent toont aan dat hij de benodigde faciliteiten, hard- en software kan organiseren.

Tijdens het eindgesprek voor het afronden van dit ICT-portfolio breng ik mijn laptop mee. Hier zal ik aantonen dat ik dit apparaat kan aansluiten. Hiermee laat ik dan zien dat ik in staat ben om de benodigde hardware aan te sluiten. Zoals onder het kopje 'Digitale basisvaardigheden' ook al te lezen is, bezit ik de vaardigheden die nodig zijn om mezelf te kunnen redden in de klas wat betreft software, hardware en storingen. Omdat ik tijdens de presentatie gebruik maak van deze pagina, zal ik van tevoren een aantal keer controleren of alles nog werkt. Zo kom ik niet voor verrassingen te staan. 

 

4.2.2. De docent toont aan dat hij de schoolregels ten aanzien van ICT toepast en in staat is deze te vertalen binnen zijn onderwijscontext.

Het meestvoorkomende ICT-middel bij ons op school is de mobiele telefoon. Omdat leerlingen snel de neiging hebben om het apparaat op school op te laden, is er vanuit de directie besloten om dit niet toe te staan. Leerlingen zijn goed in staat om dit thuis te doen. Er wordt dan ook van docenten verwacht hier iets van te zeggen wanneer ze dit zien gebeuren. Ook in de klas, tijdens de lessen, wordt dit niet toegestaan. Verder wordt er van iedere leerling verwacht om aan het begin van de les de mobiele telefoon in de telefoontas te plaatsen. Niet iedere leerling doet dit omdat ze het apparaat graag bij zich hebben. Soms sta ik toe dat de telefoon in de tas bewaard wordt, maar als het teveel afleiding geeft moet het apparaat alsnog in de telefoontas. 

Het komt echter ook voor dat leerlingen de telefoon nodig hebben voor een opdracht of een quiz. Wat dan opvalt, is dat veel leerlingen zich niet kunnen inhouden en met andere zaken bezig zijn dan waarvoor ze de telefoon op dat moment voor nodig hebben. Dit speel ik dan aan het einde van de les omdat leerlingen wel degelijk afgeleid worden door het gebruik van hun telefoon. Dit is best storend en daarom vermijd ik het gebruik soms ook. Het is een grotere afleiding dan een meerwaarde bij en voor veel leerlingen. 

 

4.2.3. De docent toont aan dat hij ICT betekenisvol en efficiënt kan inzetten rekening houdend met de grootte en de diversiteit van een groep leerlingen.

​Bij ons op school zijn alle lokalen uitgerust met een computer, beamer, digibord en whiteboard. Het whiteboard gebruik ik bijna iedere les om op te schrijven wat we gaan doen en hoe ze aan het werk moeten. Hierbij schrijf ik ook op welke opdrachten er gemaakt moeten worden en op welke bladzijdes de leerlingen dit kunnen vinden. Wanneer ik een PowerPoint gebruik, vermeld ik dit hierin. Ook zet in de lesdoelen hierin. Gebruik ik geen PowerPoint, dan benoem ik de doelen en zet ik ze op het bord.