1.2) De docent is een flexibele en adaptieve professional.

1.2.1. De docent toont aan dat hij kan inspelen op onderwijskundige veranderingen en behoeften met betrekking tot het gebruik van ICT.

Dat ICT niet meer weg te denken is uit ons huidige onderwijs, is een feit (Wij-leren.nl, 2014). Dit geldt zowel voor leerlingen als voor docenten. Zo zijn er bijvoorbeeld methodes die uitsluitend digitaal werken. De methode die ik gebruik, werkt deels digitaal. De leerlingen hebben een werkboek maar kunnen ook inloggen in hun digitale leeromgeving. Hier kunnen ze onder andere extra oefeningen maken. Maar ook voor docenten is digitalisering belangrijk. Onderlinge communicatie tussen collega's gaat via de mail, cijfers, toetsen en huiswerk worden opgegeven in SomToday (leerlingvolgsysteem), evenals absentie. Al met al is het voor docenten een onwerkbare situatie wanneer we geen gebruik zouden kunnen maken van digitale middelen. 

Anders dan op veel scholen, werken de leerlingen bij mij op school nog niet met een eigen iPad of laptop. Wanneer de leerlingen een laptop nodig hebben, kunnen zij terecht in de mediatheek. Is het noodzakelijk dat alle leerlingen in het klaslokaal op een laptop moeten werken of zijn er leerlingen die hun toetsen digitaal moeten maken, dan is er een chromebookkast beschikbaar. Docenten kunnen hier laptop uithalen voor klassikaal of individueel gebruik voor leerlingen. Omdat de leerlingen en ik dus niet heel flexibel zijn wat betreft de middelen tot ICT-gebruik, maken de leerlingen vaak gebruik van hun mobiele telefoon. Dat is jammer omdat er zo bijvoorbeeld veel minder digitaal geoefend kan worden. In plaats van dat leerlingen zelf inloggen op de website van de methode en oefentoetsen maken, moet ik het eerst uitprinten. De leerlingen moeten de opdrachten vervolgens maken en dan moet het nog besproken worden. Doen de leerlingen dit digitaal, dan weten ze gelijk of het antwoord goed of fout is en staat er vaak ook nog een korte uitleg bij. Dat mis de leerling nu. 

Waar ik wel alert op ben bij het gebruik van ICT-middelen in de klas, is of iets werkt of niet. Dit heeft zowel betrekking op technische zaken zoals een verstoord Wifi-netwerk als op de leerlingen zelf. Wanneer ze met hun telefoon mogen werken, kunnen ze vaak de verleiding niet weerstaan om zich ook met andere zaken bezig te houden. Slaat een digitale opdracht totaal niet aan, dan zorg ik ervoor dat ik altijd een papieren alternatief bij me heb of een opdracht waar niet gelijk een ICT-middel voor nodig is. 

 

Leerlingen hebben handvatten nodig om zich na de middelbare school te kunnen redden op hun vervolgopleiding en later in hun carrière (Mediawijsheid.nl, z.d.). Als docent heb je de belangrijke taak om leerlingen hiermee te helpen. Via verschillende websites ben ik op zoek gegaan naar relevante literatuur over ICT-gebruik in de klas en de meerwaarde hiervan.

Volgens Monitor Jeugd en Media (2017) bezit ruim 92% van de 12-jarigen een smartphone. Jongeren groeien dus op in een steeds groter wordende digitale wereld. Digitale geletterdheid, en dat met name mediawijsheid, wordt voor deze jongeren steeds belangrijker (SLO, 2016). Want in hoeverre en in welke mate zijn deze jongeren nu eigenlijk digitaal vaardig?  

Digitale geletterdheid bestaan uit vier subcategorieën/ vaardigheden, te weten (Monitor Jeugd en Media, 2017 & SLO, 2016):

  1. ICT-basisvaardigheden: jongeren beschikken over de basiskennis wat betreft de omgang met hard- en software;
  2. Computational thinking: het zodanig (her)formuleren van problemen dat ze met computertechnologie zijn op te lossen;
  3. Mediawijsheid: beschikken over kennis, vaardigheden en mentaliteit om kritisch, bewust en actief om te gaan met de media;
  4. Informatievaardigheden: kunnen signaleren en analyseren van een informatiebehoefte om dit vervolgens te kunnen zoeken, selecteren en verwerken.

Wanneer jongeren gevraagd wordt naar hun eigen digitale vaardigheden, blijkt dat een groot percentage deze veel te rooskleurig inschat. Ze bezitten de vaardigheden dus minder goed dan ze zelf inschatten (Monitor Jeugd en Media, 2017). Wat daarnaast opvalt, is dat jongens zichzelf op alle fronten hoger inschatten dan meisjes. Behalve op mediawijsheid: hierin is geen verschil zichtbaar. En dat is niet gek, want in deze digitale wereld krijgen we steeds vaker te maken met bijvoorbeeld nepnieuws. Dat leerlingen hier maar weinig kaas van gegeten hebben, blijkt uit het feit dat relatief weinig leerlingen letten op de auteur, de actualiteit van de informatie en de bronnen waarop de informatie is gebaseerd (Monitor Jeugd en Media, 2017).  Op het gebied van mediawijsheid kunnen scholen en docenten een grote slag slaan. Hierbij heeft het gebruik van ICT-middelen in de les dan een grote meerwaarde. 

Mediawijsheid

Op het gebied van mediawijsheid kunnen docenten en leerlingen nog veel bereiken. Jongeren voelen zich vaak niet gehoord door traditionele media zoals kranten, het journaal of de radio (Kleeman, in Nieuwsuur, 2017). De onderwerpen die hier besproken worden, zijn niet interessant voor deze doelgroep. Hierdoor gaan jongeren zelf op zoek naar kanalen om aan informatie te komen. Vaak komen jongeren via sociale media aan hun informatie. De grote valkuil hierbij is dat jongeren niet goed in staat zijn om feiten en meningen van elkaar te scheiden. Ook gaan jongeren vaak maar uit van 1 bron of lezen ze maar een deel van een bericht. Dit leidt ertoe dat jongeren verkeerde of onvolledige informatie als correcte informatie aannemen. Docenten kunnen in de lessen aandacht besteden aan de herkomst van berichten en bronnen. Daarnaast kunnen docenten leerlingen leren welke informatie betrouwbaar is en welke juist niet. Omdat leerlingen zich te weinig afvragen waar informatie werkelijk vandaan komt, oordelen ze vooral over het bericht zelf in plaats van over de herkomst ervan. Helaas hebben docenten nog te weinig handvatten om hier goed mee om te gaan. Stichting Mbomediawijs biedt docenten workshops aan waarin ze praktische handvatten krijgen aangereikt om leerlingen mediawijzer te kunnen maken. Door aandacht te besteden aan de mediawijsheid van leerlingen in de vorm van digitale opdrachten, kan ICT een hele belangrijke rol in het onderwijs spelen (Nieuwsuur, 2017). 

Dat docenten en leerlingen aan de slag gaan met hun digitale geletterdheid, lijkt een goede ontwikkeling. Maar naast alle kansen en ontwikkelingen, zijn er ook risico's die deze digitalisering met zich meebrengen. Aan de ene kant zorgt een structureel gebruik van media, in combinatie met digitale middelen, voor een ontwikkeling van het digitale leerproces van leerlingen. Hierbij zijn ze zelf grotendeels verantwoordelijk voor hun eigen proces. Doordat deze manier van leren aansluit bij hun eigen belevingswereld, zijn leerlingen ook gemotiveerder om goed mee te doen. Door creatieve, digitale opdrachten in te zetten, zetten is de kloof tussen het denkproces en de daadwerkelijke praktijk een stuk kleiner (Dirksen, 2014). Aan de andere kant kan veelvuldig gebruik van ICT-middelen leiden tot geheugen- en/of concentratieproblemen. De Onderwijsraad (2017) adviseert daarom ook om voldoende tijd in te lassen waarbij leerlingen niet achter de laptop of smartphone zitten maar gewoon met werkboeken aan de slag gaan. 

Nu zet ik ICT-middelen vooral in voor klassikale doeleinden om zaken uit te leggen of kennis te testen maar ik zie in dat er veel meer mogelijkheden bestaan om ICT te verweven in de lessen. Dit portfolio heeft ervoor gezorgd dat ik mijn eigen ICT-competenties graag verder wil ontwikkelen. Door vakliteratuur, tijdschriften en internetbronnen te bestuderen, leer ik steeds meer over de mogelijkheden die ICT mij kunnen bieden in mijn onderwijspraktijk. Op deze manier kan ik ICT bewuster inzetten en zo een klein beetje meewerken aan de digitale ontwikkeling van zowel mijzelf als die van mijn leerlingen.

 

1.2.2. De docent toont aan dat hij initiatieven neemt in het gebruik van ICT om zo sociale- en crossculturele vaardigheden te bevorderen.

Aan het begin van het schooljaar heb ik met de leerlingen afgesproken om materiaal zoals powerpointpresentaties te delen. Leerlingen vinden het prettig om thuis nog eens rustig naar de slides te kijken. Via een collega hoorde ik dat zij voor per klas een Dropbox aan had gemaakt en daar alle belangrijke documenten in plaatste. Ik heb dit idee overgenomen en heb hier, naast de presentaties, ook andere belangrijke zaken in geplaatst. Je kunt hierbij denken aan lesmateriaal, extra oefeningen, planningen, etc.. Dit scheelt tijd en moeite voor beide partijen en het werkt erg prettig. Leerlingen krijgen een melding wanneer ik iets nieuws in de map heb geplaatst maar ik benoem het ook met enige regelmaat. 

Leerlingen delen ook veel met elkaar in hun groepsapp via Whatsapp. Hier heb ik verder weinig mee te maken. Ik stimuleer de leerlingen wel om alles omtrent schoolzaken te delen in de groepsapp. Zo blijft iedereen in de klas op de hoogte.